Kort historisch overzicht

FCI-Standaard Nr.: 333 d.d. 01-10-1999
Het staat vast dat de Chart Polski sinds de 13e eeuw in Polen aanwezig is. Dit ras gaat waarschijnlijk terug op de Aziatische Windhonden van het Saluki-type.
Vertaling Engels-Nederlands: A.H. van der Snee
Land van herkomst: Polen

Datum van de publicatie van de originele geldende standaard: 01-10-1999

Groep 10, Windhonden
Sectie 3, Kortharige Windhonden
Geen werkproef.

Het staat vast dat de Chart Polski sinds de 13e eeuw in Polen aanwezig is. Dit ras gaat waarschijnlijk terug op de Aziatische Windhonden van het Saluki-type. Daar de Barzoi vóór de regering van Iwan de Verschrikkelijke in de 16e eeuw onbekend was, is het niet mogelijk dat, zoals de Russische schrijver Sabaniejew beweerde, de Chart Polski het resultaat is van een kruising tussen de Greyhound en de Barzoi. De Chart Polski is in de literatuur, vooral de jachtliteratuur, dikwijls genoemd en de afbeeldingen zijn opvallend gelijk. Deze uniforme algemene verschijning op tekeningen en schilderijen bewijzen dat ondanks verschillende kruisingen, het oorspronkelijke voorkomen van het ras tot het einde van de 19e eeuw onveranderd is gebleven.

Algemene verschijning

De Poolse Windhond is een hond van groot formaat, krachtig, gespierd, duidelijk sterker en minder fijn van bouw dan de andere kortharige windhonden (hij moet echter niet te zwaar zijn of te sloom). Zijn voorkomen is gelijk aan zijn voorouder de Aziatische windhond. Het sterke skelet, het kort gekoppelde lichaam, de duidelijk zichtbare bespiering en de krachtige kaken laten zien dat deze hond gebruikt is voor de jacht onder de moeilijke omstandigheden van het Poolse klimaat. De expressieve ogen, met een levendige en doordringende blik, spelen een belangrijke rol in de algemene verschijning van de Poolse Windhond.

Belangrijke verhoudingen

De verhouding van de lengte van het lichaam met de schofthoogte moet zijn 10,2-10,3 : 10.

Gedrag/karakter

De Poolse Windhond is zelfverzekerd, betrouwbaar, gereserveerd en moedig. Bij het jagen is hij snel, zeer bekwaam en onvermoeibaar. In actie reageert hij snel en niets ontziend.

Hoofd

Krachtig, droog en lang.
De verhouding van de lengte van het hoofd in vergelijking tot de schofthoogte is
bij reuen 37-39 : 100.
bij teven 36-38 : 100.
De lengte van de snuit in relatie tot de lengte van de schedel is 1 : 1, maar de snuit mag iets langer zijn.
De verhouding van de breedte van het hoofd bij de jukbeenbogen in relatie tot de lengte van het hoofd is ongeveer 38 : 100.
De gewenste verhouding van de omtrek van de snuit vóór de oogkassen en de lengte van het hoofd is ongeveer 80 : 100.

Schedelgedeelte
Schedel: Het bovenste gedeelte van de schedel moet vlak zijn, de voorhoofdsgroef moet licht geprononceerd zijn en een gewenste diepte van 5 mm hebben; de voorhoofdsbeenderen en wenkbrauwbogen zijn weinig opvallend. De lijnen van de zijden van de schedel moeten onopvallend overgaan in de lijnen van de snuit.
Stop: De lijn van schedel naar neus is zeer licht aflopend.

Gezichtsgedeelte
Neus: Zwart of donker, groot, steekt uit boven de lippen.
Snuit: Sterk, versmalt naar de neus zo geleidelijk dat hij niet de indruk maakt spits te zijn, maar tamelijk stomp voor een windhond. De positie van de neus wordt iets onder de bovenlijn van de snuit gewenst. De bovenlijn van de snuit en de schedel moeten heel licht divergeren.
Lippen: Lippen duidelijk zichtbaar, goed gevormd, niet te zwaar; in het voorste deel van de snuit kunnen ze een vouwtje vormen dat de gepigmenteerde randen van de onderlip bedekt, maar het zijn nooit hanglippen en bedekken niet de onderkaak.
Kaken/gebit: Kaken en gebit sterk. Scharend gebit; tanggebit toegestaan.
Ogen: Donkere ogen gewenst. In overeenstemming met de vacht van de hond heeft de iris een tint die ligt tussen donkerbruin en amberkleurig. De ogen zijn expressief, tamelijk groot, een beetje schuin geplaatst (amandelvormig). De uitdrukking van de ogen moet karakteristiek zijn: levendig en doordringend.
Oren: Middelmatig groot, zeer smal, als ze naar voren gelegd worden raken de toppen gemakkelijk de binnenhoek van de ogen. Op ooghoogte geplaatst. De oorschelp heeft betrekkelijk zacht kraakbeen; de oren geven de indruk dat ze vlezig zijn.
Toegestane oordracht
Naar achteren gevouwen, raken de nek, stand als een dakje, in staat van opwinding geheel staande oren, of met de toppen iets naar voren gebogen.
Hals: Lang, gespierd, sterk, ovaal in profiel, rijst vloeiend op uit de schoftlijn. Hoofddracht tamelijk hoog (de Poolse Windhond draagt het hoofd in rust iets lager dan de Greyhound).

Lichaam

Bij de hond in vrije stand moet de schofthoogte gelijk zijn aan de top van de kroep.
Schoft: Klein maar geprononceerd.
Bovenbelijning: Recht boven het borstgedeelte, vloeiend gebogen over de lenden. Bij teven is een bijna rechte bovenbelijning over de lenden geen fout.
Lenden: Breed en gespierd.
Kroep: Schuin, vloeiend aflopend, lang, gespierd en breed; toppen van de heupbeenderen ver van elkaar, (de breedte tussen de heupbeenderen bedraagt 12-14 % van de schofthoogte).
Borst: Borstkas zeer ruim en diep (ideaal is een borstkas die met het borstbeen reikt tot de punt van de elleboog), van voren gezien matig breed; de ribben moeten goed gewelfd naar achteren liggen, duidelijk gebogen maar niet een tonvormige borstkas vormend. Lange ribben, schuin geplaatst in verhouding tot de wervelkolom. Lang borstbeen.
Buik: Opgetrokken.

Staart

Bevederd, lang, sterk aan de basis, in rust laag gedragen; de punt van de staart moet in de vorm van een sikkel opwaarts gebogen zijn of een complete ring vormen. In rust mag de staart wel eens naar beneden hangen, maar nooit zo recht als een koeienstaart. Bij het gaan kan de staart hoger worden gedragen, maar het begin van de staart moet niet hoger dan het niveau van de lenden worden gedragen.

Ledematen

Voorhand: Voorbenen lang, slank, gespierd, niet te ver van elkaar, van voren gezien parallel.
Opperarm: Lang; de verhouding van de afstand van de punt van de elleboog tot de grond in relatie tot de schofthoogte moet ongeveer 54 % zijn en zo in balans dat de hond niet de indruk maakt dat hij buitengewoon hoog op de benen is.
Middenvoet: Iets schuin in relatie tot de grond.
Voorvoeten: Ovaal, goed gesloten en gebogen tenen.

Achterhand: Lang, gespierd, zeer goed gehoekt, iets naar achteren staand en een beetje wijd, maar bepaald minder dan bij de Greyhound. Van achteren gezien moeten de benen evenwijdig staan.
Onderdij: Lang.
Hak: Sterk.
Achtervoeten: Ovaal, iets langer dan de voorvoeten; tenen gesloten, compact.

Gangwerk/beweging

Het gangwerk moet vloeiend zijn en energiek; de juiste hoekingen van de voor- en achterhand veroorloven uitgrijpen van het been naar voren in een lange en grond beslaande stap, bij het stappen zowel als in de draf. De windhonden die men langzaam laat lopen kunnen in telgang gaan, maar als er versneld wordt, moeten ze weer in de normale kruiselingse draf gaan. De actie van de achterbenen is een van de karakteristieke kenmerken: ze kunnen in langzame stap eensporig gaan, wat geen fout is.

Huid

Goed passend, elastisch.

Vacht
Beharing: De vacht is veerkrachtig bij aanraking, tamelijk ruw, niet ‘draadharig’, maar ook niet zijdeachtig. Van verschillende lengtes over het hele lichaam. Op de schoft kan de vacht langer zijn, op de zijden korter; op het borstbeen en de benen is het haar het kortst.
Het haar op de buik is fijner, minder dicht geplant. Op de achterkant van de dijen en aan de onderkant van de staart is het haar het langst, maar ook hard en het vormt een nette broek en een borstel.
Kleur: Alle kleuren zijn toegestaan. Rand van de oogleden en de neus zwart of donker; als de kleur van de vacht lichter is, bijv. blauw of beige, is de neus eveneens blauw of beige.

Maat

De ideale maat is:
Voor de teef 68 – 75 cm schofthoogte,
Voor de reu 70 – 80 cm schofthoogte.
Exemplaren met grotere dan de ideale maat zijn toegestaan, mits de typische bouw behouden is. Een kleinere maat dan voorgeschreven is geen eliminerende fout als de hond geen enkele andere fout vertoont.

Fouten

Elke afwijking van de voorgaande punten moet als fout worden beschouwd en de ernst waarmee de fout aangerekend wordt moet in de juiste verhouding staan met de mate ervan.

Algemene verschijning
Ernstige afwijking van de vereiste verhouding tussen schofthoogte en lichaamslengte.
Fragiele botstructuur, zwakte.
Zwakke bespiering of dikte.

Hoofd
Voorhoofd te gewelfd.
Schedelgroef te duidelijk zichtbaar.
Stop te geprononceerd.
Neus fijn, spits.
Neusrug te gebogen.
Overdreven ontwikkelde hanglippen.
Zwakke kaken. Bovenvoor- of ondervoorbeet.; belangrijke fout is de afwezigheid van gebitselementen (met uitzondering van P1).
Puilende ogen.
Oren hangen vlak tegen het hoofd.

Hals
Kort, fijn; overdreven hoog of overdreven laag gedragen hoofd.

Lichaam
Boog in de bovenbelijning begint al bij de borstwervels.
Lendestreek te sterk gebogen.
Ribbenkast vlak, niet diep genoeg. Borstbeen kort, voorkant van het borstbeen ligt zo ver naar achteren dat het van opzij niet zichtbaar is vóór het schouderblad.

Staart
Geheel gekruld over de rug of opzij gedragen.

Voorhand
Steile schouder.
Naar buiten of naar binnen gedraaide ellebogen.
Voeten naar buiten gedraaid, misvormde voetkussens.

Achterhand
Te weinig gehoekt.
Koehakkig of O-benig.
Spreidvoeten.

Huid
Dik, te ruim, niet elastisch genoeg.

Vacht
Neus en ooglidranden roze gekleurd of gespikkeld, evenals het verbleken van de kleur van neus en oogleden bij andere vachtkleuren dan blauw of beige.

Eliminerende fouten

Agressiviteit zonder aanleiding, overdreven schuwheid, sloomheid.
Kleine ogen, oogspleet driehoekig.

N.B.

Manlijke dieren moeten twee duidelijk normale testikels hebben die volledig in het scrotum zijn ingedaald.

Originele bron

Deze website maakt gebruik van cookies om je de beste ervaring te bieden. Verdere informatie is te vinden in de privacyverklaring en onder cookies.